Jericho was een jongeman die vernoemd was naar een stad uit de Bijbel. Daar was hij redelijk blij mee.
Dat zijn vrienden hem vanaf het derde middelbaar "Richie" begonnen te noemen, vond hij dan weer minder.
Maar klagen deed hij niet. Jericho had geleerd dat klagen niet hielp.
De mensen rondom hem hadden dat gauw door, dat Jericho niet kloeg. En ze maakten er misbruik van.
De slager gaf Jericho steeds 10% te weinig preparee in zijn potteke. "Ge vindt dat toch niet erg he, Jericho?"
Jericho vond dat eigenlijk wel erg, want, zo berekende hij snel, per 10 pottekes preparee verloor hij zo een gans potteke preparee.
Maar ja, hij kloeg niet.
Hij praatte dat voor zichzelf dan altijd goed. "Preparee is toch niet gezond eigenlijk. En minder vlees eten is beter voor het milieu! Ik mag eigenlijk content zijn dat de slager mij 10% te weinig geeft!"
Hij negeerde daarbij natuurlijk het feit dat hij ook gewoon minder preparee zou kunnen bestellen en zo minder betalen.
Maar ach, Jericho was gelukkig. Hij maakte zichzelf dingen wijs, maar hij was gelukkig.
Helemaal het tegenovergestelde was Maria. Uitgesproken als "Marja". Een dik vet oud zaagwijf was dat.
Altijd achterdochtig. Altijd nukkig.
"Hey jom, nie op die weegschaal zitten duwen als ge mijne preparee weegt he jom!"
"Ik hem het wel gezien za jom!"
"Ja ge moet nie zo kijken met uwe dikke varkenskop, afzetter!"
"En hoeveel weegt da potteke zelf eigenlijk, TARRA, want da betaal ik ni za jom! Alleen de NETTO, da betaal ik!"
Maria was in haar hele leven 1 keer gelukkig geweest. Dat was de dag dat ze op school leerde wat bruto, netto en tarra was.
Een kleine schemering van dat geluk drong door telkens wanneer ze die woorden opnieuw kon gebruiken.
Maar het was een soort van lelijk, triomfantelijk geluk.
Een geluk dat het geluk van anderen wegzoog.
Dus ja...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten