woensdag 4 maart 2009

Een man met make-up is gelijk een vrouw met een snor.

Op een gegeven moment moet men naar de kapper. Dat is nu eenmaal zo. Men zou zijn geld liever uitgeven aan iets van waarde, maar men is sociaal verplicht om zijn haar fatsoenlijk te houden. En terecht!
Maar leuk is het meestal niet. Zoals vandaag.
Men stapt binnen en vraagt of zijn haar geknipt kan worden.
"Maar natuurlijk meneer, gaat u hier maar even zitten."
5 minuten later: "U mag op de volgende zetel gaan zitten"
Ik zit op de tweede zetel en heb niks te doen. Ik besluit de muziek op de radio te analyseren. Het is eighties special. KOTS!
Zo maakte men in de jaren tachtig popmuziek:
-Eerst zette men de SNARE op, dat is een apparaat dat gedurende heel het lied het geluid van een snare-drum nabootst (met de nodige reverb en echo).
-Vervolgens mag de zanger zijn gang gaan.
-Dan worden de synths en de saxofoon toegevoegd.
Nu ik erover nadenk is eighties muziek echt wel kapsalonmuziek.
Het is tijd voor de volgende zetel. De martelzetel.
Eerst krijg ik een soort witte jas en handdoekje en dan moet ik mijn hoofd achterover in de spoelbak hangen. Pijn trekt door heel mijn lichaam als de kapster mijn hoofd nog verder naar achter trekt om het te wassen. Ik kan niet meer slikken want mijn keel wordt dichtgeknepen door mijn eigen vel. Iets in mijn nekwervels zit heel verkeerd. Zo ga ik nog ooit sterven.
Het is een vreemde sensatie, de pijn gecombineerd met het genot dat voortvloeit uit het wassen van mijn haar en het masseren van mijn schedel. Ik glijd zachtjes weg in een soort roes. Mede door de sterk verminderde bloedtoevoer naar mijn hersenen.
Als ik terug rechtkom zie ik vlekken op mijn netvlies. Het duurt een tijdje tot ik terug scherp kan zien. Ik waggel naar de volgende en laatste stoel.
Mensen lopen om mij heen. Af en toe valt de stroom uit.
"Zeg het eens", zegt een man met mascara en lippenstift.
"Den helft eraf alstublieft, tot net boven mijn ogen en wat korter in de nek".
Scharen, kammen, kartelscharen en tondeuzes worden op mijn haar losgelaten.
"Ge hebt wel veel haar. Maar dat is goed, want ge verliest altijd wel een beetje."
Kijk, daar is iets mis met zijn redenering. Als ik altijd een beetje verlies, heb ik binnen de kortste keren niks meer. Als ik altijd een beetje verlies, maar er komen ook altijd haren bij, dan gaat mijn haarmassa er netto op vooruit, achteruit of blijft het hetzelfde. In elk van deze gevallen is het ogenblikkelijk aantal haren op mijn kop van geen enkel belang. Oen!
Maar ach. Hij levert goed werk. Mijn haar is korter. En daar was ik voor gekomen.
Ik betaal netjes en wandel naar mijn kot.
Mijn vervelende kotgenoot merkt op dat er ergens nog hele lange haren hangen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten