Er was eens een avond in Hasselt. Dat kan misschien niet erg uitzonderlijk klinken, maar de avond was wel uitzonderlijk.
Misschien zeg ik beter dat er eens een uitzonderlijke avond in Hasselt was, dat is tenminste uitzonderlijk.
Ik zal opnieuw beginnen.
Er was eens een uitzonderlijke avond in Hasselt. Wat er zo uitzonderlijk aan was? Wel, dat zal ik je meteen vertellen.
Ik heb die avond drie kwart worst, zelfgemaakte (niet door mezelf, maar door mijn goede vriend Fard) rodekool en een derde van een groot pak friet gegeten.
Dat gebeurt toch niet elke avond, of wel? Voila.
Maar dat is eigenlijk niet de essentie van wat ik wou vertellen.
Na op Winterland (een uit de kluiten gewassen kerstmarkt annex kermis, oftewel een excuus voor ongegeneerde platte commercie en een maand lang elke avond jenevers te drinken) veel te veel geld uitgegeven te hebben aan veel te veel jenevers met veel te veel suiker, kreeg ik de opdracht om samen met een maat, ik ben al vergeten wie, want ik had veel te veel jenevers op, iets te gaan halen uit de auto van een andere maat, de Ponas. Daarvan weet ik wel nog wie het was, want ik herinner me nog goed de hippe witte Seat.
Maar goed, ik dwaal af.
Een maat en ik, wij wandelden richting Kapermolen, alwaar de auto geparkeerd stond. Daar is namelijk een parkeerterrein en aangezien Winterland tegenwoordig een groot percentage van de Hasseltse parkeerplaatsen beslaat, had Ponas geen andere keuze dan zijn hippe witte Seat daar te parkeren.
Een gevaarlijke onderneming, zoals weldra zal blijken.
Onderweg naar daar, begaven wij ons tussen marginale types die duidelijk aan de jenever hadden gezeten op Winterland. We vielen dus niet erg op.
Twee van die marginale types bevonden zich echter aan het meer extreme uiterste van de marginaliteit.
Ze knipperden overdreven met hun ogen en liepen ongeveer zo:
Zij leken even van plan om mij en mijn maat op onze donder te geven, maar al gauw bleek dat ze iets anders van plan waren...
"Hey euh jongeuh!"
"Ja."
"Hebt ge sos?"
"Wat?"
"Of ge sos hebt."
"Of ik wat heb?"
"Sos! Coke, speed, (nog een paar woorden die mijn onschuldig brein niet kenden), SOS!"
De andere kerel: "Jah, SOS. Van S.O.S. Piet: sospiet: spiet: speed!"
"HOOOW MAN! Hoe grappig is dat!" zei ik tegen mijn maat. We waren allebei sterk onder de indruk van de spitsvoldigheid die de jongens aan de dag legden om hun drugs te benoemen.
"Neen, sorry, dat hebben wij niet." Zeiden we en we wensten hen een prettige nacht.
Het duo bedankte ons voor de moeite en begon als een stel gekken achter een auto met getinte ruiten aan te hollen.
Tsssss, zeiden wij tegen elkaar. Waar gaat het heen met de jeugd...
En we waggelden verder naar de hippe witte Seat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten