Mijn vader is doctor in de scheikunde. Vroeger vond ik dat alleen maar grappig omdat ik dacht dat dat iets met schijt te maken had. Nu besef ik dat men mensen met een doctoraat serieus moet nemen. Niet alleen omdat mijn eigen doctoraat bijna binnen is, maar ook omdat mijn vader soms wijze dingen zegt.
Wijze dingen zeggen is natuurlijk niet hetzelfde als wijze dingen bedenken, nog iets wat je tijdens een doctoraat leert.
Een van de wijze dingen die mijn vader mij vertelde maar die hij waarschijnlijk niet zelf bedacht had, was de zogenaamde 80-20 regel.
Je moet bijvoorbeeld 80 meer inspanning doen om 20 meer resultaat te behalen (eenheden zelf in te vullen).
Of 80% van de bevolking heeft 20% van de rijkdom.
Dat die getallen niet exact zijn, dat heeft geen belang, het gaat om het principe.
De 80-20 regel schuilt soms in een klein hoekje. Soms schuilt hij in een grote hoek. Soms is hij zeer opvallend en soms moet je hem een beetje forceren om hem te laten kloppen (nog iets wat je tijdens een doctoraat leert).
Afgelopen week bevond de 80-20 regel zich op een plaats waar ik hem niet had verwacht, namelijk in het Depot, tijdens een open-mic avond.
Er werden liedjes gespeeld, artiesten werden op zeer vervelende en
ongrappige wijze aangekondigd en er waren ook enkele verrassingsacts.
Er waren weinig artiesten die mij konden boeien. Niet dat ze niet konden zingen of gitaar spelen, ze waren vaak gewoon nogal saai (80% van de artiesten heeft 20% van het talent). A Gentleman (dat is een artiestennaam) was een aangename uitzondering.
Eén van de verrassingsacts was het duo Mathieu en Guillaume. Zij lieten duidelijk verstaan dat ze al bekend waren. Ik had hun namen inderdaad al wel eens gehoord, maar dat was waarschijnlijk tijdens het kijken naar een film met Gérard Depardieu. Maar misschien ken jij ze wel van hun lied
Ik Heb Je Lief (official video).
In ieder geval, zij vonden het noodzakelijk om "eens iets uit te proberen". Als er iets is waar een Vlaams publiek niet van houdt, dan is het wel van dingen uit te proberen.
Het uitproberen bestond uit het meezingen van enkele oehoe's en aahaa's. Door meisjes (hoog stemmetje) en jongens (lage stem) afzonderlijk.
Er werd voorgezongen. Er werd door absoluut niemand nagezongen. Er werd nog eens wanhopig voorgezongen. Er werd weer door bijna niemand meegezongen behalve door een eenzame mens die verscheurd werd door de keuze "wat is er genanter: dat er niemand meezingt, of dat ik sta mee te zingen."
Het nummer werd ingezet en het moment brak aan waarop we geacht werden 'voor echt' mee te zingen. De teleurstelling droop van de zangers af. De poging om cool te blijven ook.
Ik dacht: de 20% van de gevallen dat er wel mensen meezingen, moet de andere 80% toch ruimschoots compenseren, anders doe je dit niet. En de blijdschap moet zich dan toch verhouden tot de horror als 80 tot 20.
Anders hou je dit niet vol. Of je moet verstandelijk beperkt zijn. (Zalig zijn de armen van geest)